Een Korte Geschiedenis van
Mensenrechten
Verklaring van de Rechten van Mensen en Burgers (1789) In 1789 wierp het volk van Frankrijk hun monarchie omver en stichtte de eerste Franse Republiek.
Slechts zes weken na de bestorming van de Bastille, en nog geen drie weken na de afschaffing van het leenstelsel, werd de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger (in het Frans: Déclaration des droits de l'Homme et du citoyen) aangenomen door de Nationale Grondwetgevende Vergadering als eerste stap in de richting van een grondwet voor de Franse Republiek.
De Verklaring kondigt aan dat de rechten op “vrijheid, bezit, veiligheid en weerstand tegen oppressie” voor alle burgers gegarandeerd moeten worden. Het betoogt dat de noodzaak voor rechtspraak afstamt van het feit dat “… de uitoefening van natuurlijke rechten van iedere mens alleen grenzen kent die andere leden van de samenleving ervan verzekeren dat zij dezelfde rechten kunnen genieten”. De Verklaring ziet de wet dus als een “uiting van de algemene wil”, met als doel om deze gelijke rechten te bevorderen en om “alleen handelingen die schadelijk zijn voor de samenleving” te verbieden.
De eerste Geneefse Conventie (1864)
De voornaamste principes die tijdens deze Conventie werden vastgelegd en waar door de latere Geneefse Conventies aan werd vastgehouden, verschafte de verplichting dat er bij het verzorgen van gewonde en zieke militairen niet gediscrimineerd mocht worden en dat medische transporten voortaan gemarkeerd werden met het rode kruis en met respect behandeld dienden te worden.