Mensenrechtenvoorvechters
José Ramos-Horta (geb. 1949)
President van Oost-Timor en Nobelprijswinnaar Jose Ramos-Horta heeft het grootste deel van zijn volwassen leven gevochten voor vrijheid van onderdrukking in zijn vaderland. Toen hij 18 was, werd Ramos-Horta uit Oost-Timor, toentertijd een Portugese kolonie onder een militaire dictatuur, verbannen voor zijn uitgesproken kritiek op het falen van de regering om te gaan met wijdverbreide armoede en onderontwikkeling in zijn land. Hij keerde kort naar Oost-Timor terug, maar werd van 1970 tot 1971 nogmaals verbannen omdat hij zich tegen het Portugese militaire bewind uitsprak.
In 1974 verklaarde Oost-Timor zijn onafhankelijkheid van Portugal, wat kort daarna werd gevolgd door een invasie van Indonesië. Dit luidde het begin in van nog een brute militaire bezetting. Nadat hij drie dagen voor de invasie Oost-Timor verlaten had, bracht de toen 25-jarige Ramos-Horta de volgende vierentwintig jaar in ballingschap door om de benarde situatie van Oost-Timor wereldwijd onder de aandacht te brengen.
Hij werd de jongste persoon die de Verenigde Naties mocht toespreken. Hij overtuigde VN-vertegenwoordigers om een resolutie ter ondersteuning van de onafhankelijkheid van Oost-Timor goed te keuren. Ondanks deze overwinning zette Indonesië haar bezetting voort en dus volhardde hij in zijn poging om de VN en andere wereldleiders te overtuigen Indonesië te dwingen Oost-Timor vrijheid te verlenen. In 1996 werd hij onderscheiden met de Nobelprijs voor de Vrede, samen met zijn landgenoot bisschop Carlos Felipe Ximenes Belo.
Grotendeels dankzij de voortdurende inspanningen van Ramos-Horta, kreeg Oost-Timor in 2002 uiteindelijk haar onafhankelijkheid. In 2006 werd Horta eerst tot de minister-president van Oost-Timor en in 2007 tot president verkozen.